Vandaag in de F1-geschiedenis....

Gestart door 0634, 05 augustus 2011 - 09:06:36

« vorige - volgende »

SDG

#450
31 juli 1954

De Argentijnse coureur Onofre Marimón verongelukt dodelijk tijdens de kwalificaties voor de Grote Prijs van Duitsland op de Nürburgring. In de Weherseifen-bocht, halverwege de 22 kilometer lange omloop, raakt de Maserati van Marimón van de baan en vliegt daarbij over kop. De coureur overlijdt ter plaatse.

Hij reed in totaal elf Grote Prijzen en scoorde tweemaal een derde plaats als beste resultaat: in 1953 in België en in 1954 in Groot-Brittannië. Marimón werd 30 jaar oud. Hij is de eerste coureur uit de Formule 1-geschiedenis die de dood vindt tijdens een officieel Grand Prix-weekend.





SDG

#451
1 augustus 1976

Op de Nürburgring wordt de Grote Prijs van Duitsland verreden. De twee grote uitdagers van het seizoen, James Hunt (McLaren) en Niki Lauda (Ferrari) vertrekken van op de eerste startrij in een race die voorgoed de geschiedenisboeken in zal gaan.

De wedstrijd gaat van start op een natte baan en iedereen, met uitzondering van thuisrijder Jochen Mass (McLaren), vertrekt dan ook op regenbanden. Na één ronde droogt de baan echter op en iedereen zoekt de pits op voor slicks, waardoor Mass door zijn gok de gelukkige held van de dag lijkt te gaan worden.

Maar in de tweede ronde wordt de wedstrijd plotseling stilgelegd door een zwaar ongeluk van Niki Lauda. De titelverdediger vliegt in een snelle linksbocht van de baan en wordt terug het circuit op geslingerd, waarbij zijn wagen in brand vliegt. Harald Ertl (Hesketh) en Brett Lunger (Surtees) kunnen het wrak niet meer ontwijken en knallen tegen de Ferrari aan. Beide rijders stappen onmiddellijk uit om hulp te bieden, hierbij geholpen door Guy Edwards (Hesketh) en Arturo Merzario (Williams).

Met z'n vieren slagen ze erin Lauda uit de vlammen te redden, maar de Oostenrijker heeft zware brandwonden opgelopen en wordt in kritieke toestand naar het ziekenhuis overgebracht. Gedurende enkele dagen zal hij tussen leven en dood zweven en het ziet er dan ook zeer somber uit voor zijn racecarrière.

Doch Lauda komt zijn verwondingen te boven en in de loop van de maand augustus voltrekt zich het wonder: hoewel hij voor het leven verminkt is, herstelt hij zodanig snel dat hij reeds begin september, vijf weken na de crash die hem ei zo na het leven kostte, op Monza terug achter het stuur kruipt voor de Grote Prijs van Italië, waarin hij als vierde finisht.

James Hunt, die uiteindelijk de opnieuw gestarte Duitse Grote Prijs zal winnen voor Jody Scheckter (Tyrrell) en Jochen Mass, maakt van Lauda's afwezigheid echter gebruik om een groot deel van zijn achterstand in het WK ongedaan te maken, waardoor hij de titelstrijd tot de laatste race van het seizoen in Japan zal weten te rekken en uiteindelijk met één puntje verschil de titel in 1976 zal pakken.

Het ongeluk van Lauda betekent de definitieve doodsteek voor de oude Nürburgring, die de Formule 1 voortaan voorgoed links zal laten liggen, ten voordele van Hockenheim. In 1984 zal vlak naast de oude 'Ring' een gloednieuw en modern Grand Prix-circuit van iets meer dan vier kilometer lengte geopend worden.


SDG

#452
2 augustus 1970

Jochen Rindt (Lotus) wint de Grote Prijs van Duitsland. De wedstrijd wordt dit jaar bij uitzondering niet op de Nürburgring verreden omdat de Grand Prix-coureurs uit veiligheidsoverwegingen weigeren op de vertrouwde locatie van start te gaan, tenzij de omloop over zijn hele lengte voorzien zou worden van vangrails.

In de nog resterende tijdsspanne blijkt dit niet meer realiseerbaar, waardoor het Formule 1-circus naar Hockenheim trekt. Na de tragische dood van Jim Clark in 1968 werden hier wel al grondige vernieuwingswerken uitgevoerd, waardoor de rijders hier in veiliger omstandigheden hun werk kunnen doen.

Jacky Ickx (Ferrari) rijdt de snelste trainingstijd, voor Rindt, maar aan de finish zijn de rollen omgedraaid. Geen van beide rijders wil de zege echter aan de ander cadeau doen; de Oostenrijker en de Belg maken er een schitterend duel van waarbij beiden elkaar voortdurend bekampen om de koppositie, terwijl rondom hen de andere favorieten vallen als vliegen.

De snelle Hockenheimring, met zijn eindeloos lange rechte stukken doorheen de bossen, is dan ook een ware uitputtingsslag voor de motoren. Oliver, Peterson, Brabham, Stewart, Regazzoni, Amon, Hill, Surtees... de lijst met uitvallers door motorpech is lang en indrukwekkend.

Slechts zeven wagens bereiken uiteindelijk de finish. Rindt wint uiteindelijk de race met zeven tienden van een seconde voorsprong op Ickx, Denny Hulme (McLaren) finisht als derde al bijna op anderhalve minuut. De jonge Braziliaan Emerson Fittipaldi (Lotus) finisht in de pas tweede race uit zijn carrière al meteen als vierde.

Voor Rindt is het al zijn vijfde overwinning van het seizoen en tevens de vierde op rij, waarmee hij zijn voorsprong in de WK-stand nog wat verstevigt. Hij heeft nu 45 punten, tegenover 25 voor Jack Brabham en 20 voor Denny Hulme. Weinigen kunnen dan ook vermoeden dat de zege van Rindt in Duitsland zijn laatste is geweest: in de volgende race in Oostenrijk valt hij uit met pech en bij de daaropvolgende wedstrijd in Italië zal hij de dood vinden tijdens de trainingen.


SDG

#453
3 augustus 1899

Op deze dag wordt in Monaco Louis Chiron geboren. Hij leert al op jonge leeftijd autorijden,  wat hem in de Eerste Wereldoorlog een functie als chauffeur in het Franse leger oplevert. Na de oorlog schopt hij het zelfs tot privéchauffeur van de Franse maarschalken Pétain en Foch, waarna hij een autosportcarrière begint.

Tijdens het interbellum is Chiron één van de grote namen in de Europese autosport. Hij rijdt o.a. voor Bugatti, Alfa Romeo en Mercedes en op zijn erelijst komen o.a. de Grote Prijzen van Frankrijk, België, Italië, Spanje en Duitsland te staan.

In 1929 rijdt hij de 500 Mijl van Indianapolis, in 1931 wint hij de Grote Prijs van Monaco – waarmee hij nog steeds de enige Monegask ooit is die de race op het stratencircuit op zijn naam wist te schrijven – en in 1933 wint hij samen met Luigi Chinetti de 24 Uur van Francorchamps. In 1938 beëindigt hij zijn autosportcarrière, maar na de Tweede Wereldoorlog waagt hij een comeback.

Hoewel hij ondertussen de voor een autoracer vrij hoge leeftijd van 50 jaar bereikt heeft, neemt hij in 1950 met een Maserati deel aan het allereerste wereldkampioenschap Formule 1. Reeds in de tweede race van het seizoen, voor eigen publiek in Monaco, scoort Chiron een derde plaats. Het is evenwel zijn enige puntenfinish in zijn Formule 1-carrière. Hij behaalt weliswaar nog enkele zesde plaatsen, maar in de eerste jaren van de Formule 1 scoren enkel de eerste vijf rijders aan de aankomst punten.

1951 is zijn laatste volledige seizoen in de Formule 1. In 1952 heeft hij een zwaar ongeval op de omloop van Silverstone en nadien neemt hij slechts nog occasioneel aan Grote Prijzen deel, hoofdzakelijk dan nog voor eigen publiek in Monaco. In 1954 wint hij ook nog de Rally van Monte-Carlo.

In 1956 staat hij in het prinsdom voor het laatst op de startgrid. Met zijn 56 jaar is Chiron daarmee de oudste rijder ooit die een Formule 1-race rijdt. In 1958 schrijft hij zich nog een laatste keer in, maar hij kan zich niet meer kwalificeren. Op 58-jarige leeftijd zegt hij de autosport op het hoogste niveau voorgoed vaarwel.

Louis Chiron sterft uiteindelijk op 22 juni 1979 in Monaco, op 79-jarige leeftijd. Aan de haven is te zijner nagedachtenis een borstbeeld voor hem opgericht.





SDG

#454
4 augustus 1974

Clay Regazzoni (Ferrari) wint de Grote Prijs van Duitsland op de Nürburgring. Voor de Zwitser is het de eerste overwinning van het seizoen en pas de tweede in zijn carrière, nadat hij in 1970 de Italiaanse Grote Prijs won.

Regazzoni neemt al in de eerste ronde de leiding van de wedstrijd en hij zal deze niet meer afstaan. Jody Scheckter (Tyrrell) wordt tweede, Carlos Reutemann (Brabham) derde. De resterende punten zijn voor het Lotus-duo Ronnie Peterson-Jacky Ickx en Tom Pryce (Shadow), die zijn allereerste WK-punt scoort.

Doordat twee van Regazzoni's belangrijkste rivalen, teamgenoot Niki Lauda en McLaren's Emerson Fittipaldi, al vroeg uit de race verdwijnen, wordt de Zwitser meteen ook de nieuwe leider in de WK-stand. Hij heeft nu 44 punten, tegenover 41 voor Scheckter, 38 voor Lauda en 37 voor Fittipaldi.

De Brit Ian Ashley (Token) en de Fransman Jacques Laffite (Iso-Marlboro) rijden op de Nürburgring hun eerste Formule 1-race. Voor de Nieuw-Zeelander Howden Ganley (Maki) en de Brit Mike Hailwood (McLaren) is het dan weer hun laatste. Beide coureurs worden in de trainingen (Ganley) respectievelijk de race (Hailwood) het slachtoffer van een zwaar ongeval. Voor beiden betekent dit het einde van hun Formule 1-carrière. Hailwood keert, eenmaal hersteld, terug naar zijn oude liefde: het motorracen. In 1981 zal hij de dood vinden bij een verkeersongeval.



SDG

#455
5 augustus 1984

Alain Prost wint de Duitse Grand Prix op Hockenheim met een McLaren-TAG/Porsche. Zijn teamgenoot Niki Lauda maakt er een dubbelzege van. Voor het team van Ron Dennis, dat tot nu toe het seizoen beheerste, is het al de zevende overwinning uit elf races, maar nog maar pas de tweede dubbele overwinning.

Elio de Angelis (Lotus-Renault), die naast Prost op de eerste rij vertrekt, neemt bij de start de leiding van de race, maar hij zal na acht ronden met turbopech uitvallen. Voor de Italiaan is het pas de eerste keer dat hij in 1984 de finish niet haalt. Titelverdediger Nelson Piquet (Brabham-BMW) neemt vervolgens het commando over, maar ook hij verdwijnt met pech uit de race.

Ook Keke Rosberg (Williams-Honda) is hetzelfde lot beschoren, nadat hij vanaf de negentiende startplaats in het eerste kwart van de wedstrijd een indrukwekkende remonte naar voren maakt, en Ayrton Senna (Toleman-Hart) komt met de schrik vrij uit een zware crash, wanneer het bodywork van zijn auto afgerukt wordt.

Nadien is er niemand die de McLaren's nog kan bedreigen. Renault-rijder Derek Warwick vervolledigt het podium. Het zal voor Warwick, die nog tot en met 1993 in de Formule 1 zal rijden, opmerkelijk genoeg zijn allerlaatste podiumplaats worden. De laatste punten zijn voor Nigel Mansell (Lotus-Renault), Patrick Tambay (Renault) en René Arnoux (Ferrari). In de WK-stand laten Prost en Lauda de rest van het deelnemersveld vanaf nu voorgoed ter plaatse.

De Nieuw-Zeelander Mike Thackwell, in 1980 nog de jongste Formule 1-coureur ooit, vervangt bij Tyrrell Stefan Bellof, die door de diskwalificatie van het team uit het WK de voorkeur geeft aan een manche in het WK voor Sportwagens, waarin hij in 1984 overigens de titel zal pakken. Thackwell kan zich evenwel niet kwalificeren. Het is zijn allerlaatste optreden in de Formule 1. Datzelfde jaar wint hij wel nog het Europese kampioenschap Formule 2, maar het levert hem geen interesse vanuit de Formule 1 meer op. In 1988, op amper 27-jarige leeftijd, zal hij reeds een punt zetten achter zijn autosportcarrière.



SDG

#456
6 augustus 1961

Stirling Moss (Lotus) wint op de Nürburgring de Grote Prijs van Duitsland. Voor de Brit is het, na zijn overwinning in de openingsrace in Monaco, zijn tweede zege van het seizoen. Moss is op de 22 kilometer lange omloop sneller dan de technisch superieure Ferrari's van thuisrijder Wolfgang Von Trips en de Amerikaan Phil Hill, die de polepositie pakt.

Tweede in de trainingen, wereldkampioen Jack Brabham (Cooper), neemt bij de start de leiding maar valt al in de eerste ronde uit. Door zijn tweede plaats verstevigt Von Trips zijn leidersplaats in de WK-stand. Bij de volgende race in het Italiaanse Monza zal hij echter, samen met vijftien toeschouwers, de dood vinden bij een zwaar ongeval, waarna Hill de titel pakt.



SDG

#457
7 augustus 1983

Ferrari-coureur René Arnoux wint de Grote Prijs van Duitsland op de Hockenheimring. De Fransman, die moeizaam aan zijn eerste Ferrari-seizoen begon, behaalt zo uit de laatste drie Grote Prijzen twee overwinningen, waardoor hij zich plots weer opwerpt als een outsider in de titelstrijd.

Ferrari is trouwens het hele weekend het te kloppen team: beide wagens uit Maranello bezetten de eerste startrij, waarbij de polepositie voor Patrick Tambay is. Zijn uitvallen na een kwart van de race is de enige domper op de feestvreugde, want voor de rest behaalt Arnoux een vlotte zege, met meer dan een minuut voorsprong op de tweede, Andrea De Cesaris (Alfa Romeo).

Dit nadat de in tweede positie rijdende Nelson Piquet (Brabham-BMW) enkele ronden voor het einde alsnog uitvalt. Piquet's teamgenoot Riccardo Patrese pakt de derde podiumplaats. Voor zowel De Cesaris als Patrese, die in 1983 beiden al aan de leiding van een race reden, is het opmerkelijk genoeg pas de eerste puntenfinish van het seizoen.

Alain Prost (Renault) speelt nooit mee om de dichtste ereplaatsen en finisht pas als vierde op bijna een volle ronde van zijn aartsrivaal, maar verstevigt niettemin zijn koppositie in de WK-stand. Niki Lauda, die in zijn McLaren als vijfde over de streep komt, wordt na de race gediskwalificeerd omdat hij bij zijn pitstop achteruit reed in de pitstraat nadat hij zijn pitbox gemist had.

Die vijfde plaats gaat zo naar zijn teamgenoot John Watson. Het laatste puntje is voor Jacques Laffite (Williams). Voor Manfred Winkelhock (ATS-BMW) is Hockenheim het dieptepunt van het seizoen 1983: de Duitser kan zich voor zijn thuisrace in een Duitse wagen met Duitse motor niet kwalificeren.


SDG

#458
9 augustus 1944

Op deze dag wordt in het Franse Clermont-Ferrand Patrick Depailler geboren. De Franse coureur rijdt al enkele jaren in de Formule 2 en sportwagenklassen vooraleer hij in 1974 zijn eerste volledige Formule 1-seizoen rijdt. Anderhalf jaar eerder, in juli 1972, mag hij in een Tyrrell op een steenworp van zijn geboorteplaats al zijn debuut maken tijdens de Franse Grote Prijs op het Charade-circuit. Voor de definitieve start van zijn Formule 1-carrière komt hij opnieuw uit voor Tyrrell, dat na het afscheid van Jackie Stewart en de tragische dood van François Cevert helemaal opnieuw van nul moet herbeginnen. Hij krijgt de Zuid-Afrikaan Jody Scheckter als teamgenoot. Tyrrell is niet langer het wereldkampioenschapsteam van 1973, maar in Zweden rijdt Depailler voor het eerst naar de polepositie en eindigt hij tweede in de race, na Scheckter. Waar Scheckter ook nog wint op Brands Hatch en tot de laatste race meespeelt in de titelstrijd, is het voor Depailler evenwel de enige podiumfinish van het seizoen. Hij wordt negende in de eindstand van het WK met 14 punten.

1975 is van hetzelfde laken een pak, met het verschil dat Tyrrell dit jaar een stuk minder goed scoort in het WK. Enkel in Zuid-Afrika kan het team met de zege aanknopen, wanneer Scheckter voor eigen publiek de overwinning pakt. Depailler wordt in dezelfde race derde, zijn opnieuw enige podiumplaats van het jaar. Hij wordt ook opnieuw negende in de eindstand. 1976 is evenwel het jaar van de grote doorbraak voor de Fransman. Zowel hij als Scheckter beschikken over de nieuwe, revolutionaire Tyrrell P34 met zes wielen, die Depailler in Spanje bovendien als eerste mag besturen. In Zweden pakt het team net als in 1974 een dubbelzege, doch het is weer Scheckter die met de zegebloemen aan de haal gaat. Depailler blinkt echter uit door zijn regelmaat: zevenmaal staat hij in 1976 op het podium, waarvan maar liefst vijfmaal als tweede. In de eindstand van het WK wordt hij vierde, na Hunt, Lauda en Scheckter.

Die laatste vertrekt voor 1977 naar het nieuwe Wolf-team, zodat Depailler bij Tyrrell een nieuwe teamgenoot krijgt in de persoon van de snelle Zweed Ronnie Peterson. Het revolutionaire effect van de P34 is echter stilaan uitgewerkt en het team verliest opnieuw de aansluiting met de top. Twee derde plaatsen in Zuid-Afrika en Japan zijn de beste resultaten voor Depailler, die opnieuw slechts negende wordt in het WK. In 1978 zet Tyrrell dan ook weer een conventionele, door vier wielen aangedreven auto in. Doordat Peterson naar Lotus vertrekt en vervangen wordt door de jonge Franse debutant Didier Pironi, is Depailler nu de absolute nummer één in het team. Het seizoen begint bijzonder voorspoedig. De Fransman wordt derde in de openingsrace in Argentinië en mist op een haartje zijn allereerste zege in Zuid-Afrika, wanneer hij in de laatste rechte lijn door een haperende motor omwille van een leeggereden benzinetank nog de overwinning aan Ronnie Peterson moet laten. In Long Beach wordt hij opnieuw derde en in Monaco breekt een paar weken later dan eindelijk het grote moment aan: Depailler neemt halverwege de kop van de race en rijdt soeverein naar zijn eerste zege in de Formule 1. Het levert hem bovendien de leidersplaats in de WK-tussenstand op. Nadien begint de machine echter te haperen en wordt Tyrrell, net als de rest van de concurrentie, ter plaatse gelaten door Mario Andretti en Ronnie Peterson in hun revolutionaire Lotus 79. Depailler pakt in de resterende races niet meer dan enkele kruimels, maar wordt uiteindelijk nog vijfde in het WK.

De gouden jaren van Tyrrell zijn stilaan voorbij en Depailler verhuist voor 1979 dan ook naar Ligier, waar hij teamgenoot wordt van Jacques Laffite. Het Franse team, dat de voorbije drie jaar een degelijke subtopper was, zet in 1979 naar het voorbeeld van Lotus zijn eerste wingcar in en dit blijkt meteen een schot in de roos. In de eerste twee races van het seizoen, in Argentinië en Brazilië, bezetten beide Ligiers de eerste startrij en rijdt Laffite telkens naar de zege. Depailler wordt in Brazilië tweede en zorgt zo mee voor de enige Ligier-dubbelzege ooit. Vanaf de derde race van het seizoen in Zuid-Afrika heeft Ferrari echter zijn nieuwe auto voor 1979 klaar en het is de Scuderia die zo de leidende rol in het WK overneemt. Depailler behaalt in Spanje op het Jarama-circuit wel nog zijn tweede zege uit zijn carrière. Na de Grote Prijs van Monaco slaat het noodlot echter toe, wanneer de Fransman bij een vlucht met een zweefvliegtuigje neerstort en daarbij zwaargewond geraakt. Het betekent meteen het einde van zijn seizoen. Ligier, dat twijfelt aan de fysieke paraatheid van zijn coureur, verkiest om voor 1980 Didier Pironi als tweede rijder aan te trekken.

Depailler vindt onderdak bij Alfa Romeo, dat in 1979 al op beperkte schaal zijn comeback maakt in de Formule 1 als constructeur en in 1980 zijn eerste volledige seizoen rijdt. Hij is nog steeds herstellende van zijn zware ongeluk van het vorige jaar en het seizoensbegin verloopt dan ook moeizaam. In Long Beach zorgt de Fransman voor een positieve uitschieter door zich als derde te kwalificeren en vervolgens een tijdje in tweede positie rond te rijden. De Alfa Romeo's missen echter betrouwbaarheid en Depailler slaagt er niet in om punten te scoren. Op 1 augustus 1980 echter slaat het noodlot opnieuw toe en dit keer definitief, wanneer de Fransman bij testritten op de Hockenheimring zwaar crasht in de Ostkurve en ter plaatse aan zijn verwondingen overlijdt. Patrick Depailler werd net geen 36 jaar oud.



0634

Yup, tragisch verhaal, één van de velen. Door zijn ongeluk kwam er overigens een chicane bij de Ostkurve. Kan je nagaan hoe snel die baan daarvoor was!

Franky R.

Citaat van: Jeroen op 09 augustus 2012 - 08:32:31
Yup, tragisch verhaal, één van de velen. Door zijn ongeluk kwam er overigens een chicane bij de Ostkurve. Kan je nagaan hoe snel die baan daarvoor was!


Idem met het oude Monza...Maar ik vond vroeger Depailler een stomkop, met zijn zweefvliegtuigjes...Toen vond ik dat een coureur zich hoofdzakelijk zou moeten richten op de F1. Tegenwoordig denk ik daar gelukkig heel anders over, maar het blijft bittere pech. Net als het ongeluk van Kubica.

SDG

#461
10 augustus 1986

Op de Hungaroring nabij Boedapest wordt voor de eerste keer de Grote Prijs van Hongarije verreden. Naar de race wordt reeds lang op voorhand met bijzondere belangstelling uitgekeken, aangezien het de allereerste keer in de geschiedenis is dat er een Formule 1-race plaatsvindt in wat op dat moment nog steeds het Oostblok heet.

Ondanks de naar communistische maatstaven vrij dure tickets zitten de tribunes het hele weekend vol en worden de toeschouwers getrakteerd op een fraaie wedstrijd. Op het vrij bochtige circuit, waar het lange rechte stuk bij start en finish de enige plaats is waar echt ingehaald kan worden, zijn het de beide Braziliaanse toppers Ayrton Senna (Lotus-Renault) en Nelson Piquet (Williams-Honda) die de race beheersen.

Senna vertrekt van op de pole, maar aan de finish is Piquet de beste. Dit na een spannend duel met twee fraaie inhaalmanoeuvres: eenmaal binnenom en de tweede maal, nadat Senna door Piquet's pitstop weer aan de leiding gekomen is, zelfs buitenom. Wereldkampioen Alain Prost (McLaren-TAG) verdwijnt na een lange pitstop al vroeg uit de race, een lot dat ook de beide Lola-Ford's van Patrick Tambay en Alain Jones – die hun beste race van het seizoen tot nu toe rijden – beschoren is.

Piquet's teamgenoot Nigel Mansell pakt de derde podiumstek, de overige punten zijn voor Stefan Johansson (Ferrari), Johnny Dumfries (Lotus-Renault) en Martin Brundle (Tyrrell-Renault). Voor Dumfries is het de eerste puntenfinish in zijn carrière.

De eerste Grote Prijs van Hongarije is een succes te noemen. Hoewel in die dagen velen verwachten dat de race slechts als opstapje moet dienen voor een Grote Prijs in Rusland, blijft hij tot op de dag van vandaag op de kalender gehandhaafd.

De race heeft sedert de val van het IJzeren Gordijn eind 1989 dan wel niet langer zijn unieke status van weleer, doch doordat het tegenwoordig traditioneel de laatste wedstrijd voor de zomerstop is, kijkt menigeen nog steeds uit naar de doortocht van de Formule 1 op de Hungaroring.



SDG

#462
11 augustus 1991

Ayrton Senna (McLaren-Honda) wint de Grote Prijs van Hongarije op de Hungaroring. Voor de Braziliaanse tweevoudige wereldkampioen is het, na vier overwinningen in de eerste vier races van het seizoen, de eerste keer sedert Monaco dat hij opnieuw met de zege kan aanknopen.

Hij weet zo bovendien Williams-Renault, dat sedert het begin van de zomer de leidende rol in het WK heeft overgenomen, terug te wijzen: Senna vertrekt van op pole en rijdt van start tot finish aan de leiding. Op het bochtige circuit, waar inhalen vrij moeilijk is, hebben noch Nigel Mansell, noch Riccardo Patrese een antwoord op de McLaren van de WK-leider.

Senna's teamgenoot Gerhard Berger wordt vierde, Jean Alesi (Ferrari) vijfde en Ivan Capelli (Leyton House-Ilmor) zesde. Zowel voor de Italiaan als voor zijn team is dit het enige WK-punt dat beiden in 1991 scoren. Alain Prost (Ferrari) ziet alweer een race voortijdig beëindigd door motorpech, terwijl de als negende finishende Bertrand Gachot (Jordan-Ford) de snelste raceronde rijdt.

Voor de Franco-Belg is dit alvast een mooie opsteker in het vooruitzicht van zijn thuisrace veertien dagen later op Spa. Niemand die op dat moment kan vermoeden hoe anders de zaken in de aanloop naar de race en tijdens het weekend in de Belgische Ardennen zelf zullen verlopen...



SDG

#463
12 augustus 1985

De Duitse Formule 1-coureur Manfred Winkelhock overlijdt aan zijn verwondingen die hij een dag eerder opliep tijdens een crash bij de 1000 kilometer van Mosport in Canada. Winkelhock combineert dat jaar zijn Formule 1-activiteiten bij het bescheiden RAM-team met een deelname aan het Wereldkampioenschap voor Sportwagens, iets wat in die tijd niet ongebruikelijk is. Hij werd 33 jaar oud en reed 47 Grote Prijzen tussen 1980 en 1985.

In 1980 haalt hij voor de eerste keer de internationale krantenkoppen, wanneer hij bij een Formule 2-wedstrijd op de Nürburgring ongedeerd uit een schrikwekkende crash komt waarbij zijn auto verscheidene keren over de kop vliegt. In de herfst van datzelfde jaar mag hij in de Italiaanse Grote Prijs op Imola voor de eerste keer proeven van de Formule 1, doch hij weet zich niet te kwalificeren voor de race.

Pas in 1982 keert hij terug in de hoogste klasse van de autosport, dankzij zijn landgenoot Günther Schmidt en diens ATS-team. Reeds in zijn tweede race in Brazilië scoort hij zijn eerste WK-punten: mede dankzij de diskwalificatie van Nelson Piquet en Keke Rosberg finisht hij als vijfde. Winkelhock weet op dat moment nog niet dat de twee punten die hij daarmee scoort de enige uit zijn hele Formule 1-carrière zullen blijken te zijn. In Imola finisht hij als zesde, vlak na zijn teamgenoot Eliseo Salazar, maar deze keer wordt hij zelf uit de uitslag geschrapt wegens een onreglementaire auto. De rest van het seizoen wordt gekenmerkt door een hele reeks uitvallers en enkele niet-kwalificaties.

Ook in 1983 en 1984 rijdt Winkelhock voor ATS, dat zijn activiteiten voortaan concentreert op één enkele wagen en bovendien net als Brabham nu ook over de viercilinder turbomotor van BMW beschikt. Het worden twee moeizame en teleurstellende jaren met weinig hoogte- en veel dieptepunten. Hoewel de auto zeker snel genoeg is, blijkt de betrouwbaarheid zijn zwakke punt te zijn: om de haverklap valt Winkelhock uit of crasht hij uit de race. Wanneer de wagen het dan toch heel houdt tot de finish, is dat echter steevast buiten de punten: drie achtste plaatsen zijn de beste resultaten voor de Duitser in twee seizoenen tijd. De verbintenis tussen Schmidt en Winkelhock haalt het einde van 1984 niet: in Italië vertrekt hij, na een crash in de warm-up als gevolg van een defect aan zijn wagen, met slaande deuren bij het team. De nieuwe tweede man bij ATS, de jonge Oostenrijkse debutant Gerhard Berger, die vanaf Oostenrijk het team komt versterken, strooit extra zout in de wonde door in Italië als zesde te finishen. ATS verliest aan het eind van het seizoen zijn motorendeal met BMW, wat meteen ook het einde voor het team betekent.

Winkelhock heeft ondertussen echter al andere horizonten opgezocht: in de afsluitende race van 1984 in het Portugese Estoril rijdt hij eenmalig voor Brabham en voor 1985 tekent hij een contract bij het Britse RAM-team, dat ondanks behoorlijke resultaten in de wintertests het hele jaar achteraan rijdt. De Duitser ploetert verder in de Formule 1 en rijdt met Porsche het WK voor Sportwagens, tot die fatale dag in augustus op Mosport.

De naam Winkelhock duikt later nog tweemaal op in de Formule 1: Manfred's jongere broer Joachim Winkelhock rijdt in 1989 voor het Franse AGS, maar geraakt geen enkele keer door de prekwalificaties en halverwege het seizoen wordt hij vervangen. Later is hij vooral actief in de toerwagenklassen. In 2007 rijdt Manfred's zoon Markus Winkelhock voor Spyker zijn enige Grote Prijs uit zijn carrière op de Nürburgring. In die race baart hij opzien, wanneer er in de eerste ronden van de race een stortbui losbreekt, door als enige op regenbanden van start gegaan te zijn enkele ronden aan de leiding te rijden. Dit eenmalig optreden krijgt echter geen vervolg meer. Markus is nadien actief in de GT-racerij.



SDG

#464
13 augustus 1972

Emerson Fittipaldi wint in een Lotus de Grote Prijs van Oostenrijk op Zeltweg. De Braziliaan haalt het nipt voor Denny Hulme (McLaren), diens teamgenoot Peter Revson wordt derde. De resterende punten zijn voor Mike Hailwood (Surtees), Chris Amon (Matra) en Howden Ganley (BRM).

Titelverdediger Jackie Stewart (Tyrrell) leidt het eerste deel van de race, maar zakt nadien ver terug en finisht pas als zevende, net buiten de punten. Hiermee doet hij een bijzonder slechte zaak in de WK-stand, waarin Fittipaldi met nog drie wedstrijden te gaan nu 52 punten heeft, tegenover 27 voor Stewart en Hulme en 25 voor Jacky Ickx (Ferrari).

De race markeert tevens de eerste en enige Grand Prix-deelname voor het Britse Connew-team. De Fransman François Migault, die de wagen bestuurt, haalt de finish echter niet. Migault zelf zal zijn Formule 1-carrière, die nog tot 1975 duurt, verderzetten bij BRM, Hill en Williams. Nadien concentreert hij zich vooral op de 24 Uur van Le Mans, die hij voor het laatst in 2002 zal rijden. Op 29 januari 2012 overlijdt hij aan kanker.



Zeltweg 1972: eerste en enige Grote Prijs voor de Connew PC 1