Vandaag in de F1-geschiedenis....

Gestart door 0634, 05 augustus 2011 - 09:06:36

« vorige - volgende »

SDG

5 juli 1981

In de Franse Grote Prijs op het circuit van Dijon-Prenois behaalt Renault, na een moeizaam seizoensbegin, zijn eerste zege van het jaar. Polepositie is voor René Arnoux, voor de McLaren van John Watson, de tweede Renault van Alain Prost en de Brabham van Nelson Piquet. De Braziliaan neemt bij de start onmiddellijk de leiding en blijft die ook behouden, tot na 58 van de in totaal 80 ronden de race afgebroken wordt omwille van hevige regenval. De wedstrijdleiding besluit om te wachten tot de baan opgedroogd is en nadien de wedstrijd te herstarten. Dit speelt in de kaart van Prost, die het laatste deel van de race op verse, superzachte Michelin-banden wordt weggestuurd en Piquet bij de herstart kansloos achterlaat. Na optellen van de tijden van beide racehelften blijkt Prost uiteindelijk de beste, voor Watson, Piquet en Arnoux. Voor de Fransman is het de eerste van in totaal 51 zeges die hij in zijn Formule 1-carrière zal behalen. Bij Ligier wordt de afscheidnemende Jean-Pierre Jabouille, twee jaar voordien op ditzelfde circuit met een Renault nog de auteur van de eerste turbozege in de Formule 1, afgelost door Patrick Tambay. Diens vrijgekomen plaats bij Theodore wordt ingenomen door de Zwitser Marc Surer, die na zijn vertrek bij Ensign zo weer een stoeltje vindt.



SDG

6 juli 2008

Lewis Hamilton (McLaren-Mercedes) wint op het circuit van Silverstone de Grote Prijs van Groot-Brittannië. Het is tot op heden de enige overwinning van Hamilton voor eigen publiek. In de kwalificaties scoort zijn Finse teamgenoot Heikki Kovalainen zijn eerste pole in zijn Formule 1-loopbaan. Naast hem op de eerste rij start de verrassende Mark Webber (Red Bull-Renault). Op een natte baan mogen Webber en Felipe Massa (Ferrari) nog in de eerste ronde meteen een kruis over hun ambities maken wanneer ze op de gladde baan spinnen. Nog slechter vergaat het Sebastian Vettel (Toro Rosso-Ferrari) en David Coulthard (Red Bull-Renault), die beiden met elkaar crashen. De Schotse veteraan, die zopas zijn afscheid aan de Formule 1 aan het einde van dit seizoen heeft aangekondigd, beëindigt zo zijn laatste race voor eigen publiek in mineur. Vooraan neemt Kovalainen de leiding, tot hij uiteindelijk door Hamilton wordt afgelost. Na een spin van de Fin neemt zijn landgenoot en titelverdediger Kimi Raikkönen (Ferrari) de tweede plaats over. Na een tijdje begint het weer te regenen, wat voor Raikkönen en Fernando Alonso (Renault), die bij hun eerste pitstop niet van banden wisselen, verkeerd uitpakt. Wie wel goed gokken, zijn Nick Heidfeld (BMW/Sauber) en Rubens Barrichello (Honda), die op een spekgladde baan de juiste banden op het juiste moment gemonteerd hebben en naar een respectievelijk tweede en derde plaats rijden. Voor het veelgeplaagde Japanse team is dit een prima opsteker in het al tweede teleurstellende seizoen op rij. In een spectaculaire race waar de ene spin na de andere volgt, rijdt Hamilton uiteindelijk naar een schitterende overwinning, die hij op het moment zelf omschrijft als 'mijn mooiste tot nu toe'. In het WK ligt de strijd na negen van de achttien races bovenaan weer helemaal open. Hamilton, Massa en Raikkönen delen nu de leiding met elk 48 punten, Robert Kubica (BMW/Sauber) volgt als vierde op amper twee punten.



SDG

7 juli 1959

Op deze dag wordt in het Italiaanse Siena Alessandro Nannini geboren als zoon van een succesvolle bakkersfamilie. De jonge Alessandro begint zijn loopbaan in het motorcrossen en in de rallysport. Na enkele jaren stapt hij over naar de eenzitters, wat hij tevens combineert met een carrière in het WK voor sportwagens. Pas in 1986 maakt hij eindelijk zijn debuut in de Formule 1, bij het Italiaanse Minardi-team. Teamgenoot in dat eerste jaar is de meer ervaren Andrea de Cesaris, doch Nannini houdt snel gelijke tred. In 1987 blijft hij bij het team en krijgt hij de Spanjaard Adrian Campos naast zich. Deze laatste is geen partij voor Nannini, wiens talent duidelijk niet uit de verf komt bij het bescheiden achterhoedeteam. Middels enkele uitstekende startposities in het middenveld laat de Italiaan zien dat hij klaar is om een stap naar voren te zetten in een betere wagen.

Het is uiteindelijk Benetton dat hem in 1988 in dienst neemt. Zijn teamgenoot, de meer ervaren Belg Thierry Boutsen, kan meer regelmaat voorleggen in de wedstrijden, maar op pure snelheid zijn beide rijders aan elkaar gewaagd. Nannini rijdt in 1988 in ieder geval al bij twee gelegenheden naar het podium: zowel in Silverstone als in Jeréz wordt hij derde. In de eindstand van het WK eindigt hij als tiende met 12 punten. De naam van Alessandro is nu definitief gevestigd en bovendien is hij niet de enige die de familie Nannini in de schijnwerpers zet: zijn zus Gianna, een in Italië al behoorlijk bekende popzangeres, forceert datzelfde jaar een Europese doorbraak.

Doordat Boutsen in 1989 naar Williams vertrekt, wordt Nannini de onbetwiste kopman bij Benetton. Temeer omdat zijn nieuwe teamgenoten het laten afweten: de jonge Britse belofte Johnny Herbert blijkt na enkele wedstrijden het zware Formule 1-ritme nog niet aan te kunnen nadat hij nog steeds herstellende is van een zwaar ongeluk in de Formule 3000 het jaar voordien, terwijl zijn vervanger, de Italiaan Emanuele Pirro, niet meer dan een middenmoter is. De flamboyante Nannini – die tevens als fervent kettingroker te boek staat – scoort dan ook alle podiumplaatsen voor het team, met twee derde plaatsen in Imola en Silverstone. In het Japanse Suzuka rijdt hij enkele ronden voor het einde eveneens als derde rond na de ongenaakbare McLaren's van Alain Prost en Ayrton Senna, doch wanneer de beide kemphanen in elkaar haken erft de Italiaan de leiding. Senna weet zich echter terug de baan op geduwd door de baanposten en kan alsnog opnieuw de kop nemen en als eerste over de finish gaan. Senna wordt echter gediskwalificeerd, zodat Nannini met wat geluk en onverwachts zijn eerste Formule 1-zege pakt. In de verregende slotrace in het Australische Adelaide bewijst hij zijn goede vorm door als tweede te finishen. In het WK wordt hij zesde met 32 punten. Menigeen is er echter van overtuigd dat hij vroeg of laat ook wel een Grote Prijs op eigen kracht zal weten te winnen. Nannini geldt nu immers als toprijder en gaat dan ook met vertrouwen het seizoen 1990 in.

Dat jaar krijgt hij in de persoon van drievoudig wereldkampioen Nelson Piquet evenwel een te duchten tegenstander. De Braziliaan bloeit na twee teleurstellende seizoenen bij Lotus opnieuw helemaal open bij Benetton, maar Nannini moet geenszins onderdoen. Na veertien van de zestien races is de stand 26-21 in het voordeel van Piquet, maar beiden behalen een tweede plaats als beste resultaat: Piquet in Canada, Nannini in Duitsland. In Spanje pakt Nannini nog een derde plaats. Hij heeft inmiddels een aanbod gekregen van Ferrari, maar besluit voor 1991 toch bij Benetton te blijven. Het zal echter nooit zover komen. Korte tijd later wordt de Italiaan het slachtoffer van een helikoptercrash, waarbij zijn rechterarm wordt afgerukt. De artsen slagen er weliswaar in de arm opnieuw te hechten, maar hij is niet meer in staat om het zware werk in de cockpit nog langer te volbrengen. Het betekent meteen het einde van zijn Formule 1-carrière. Een bittere pil die nog zuurder smaakt doordat Benetton het einde van 1990 helemaal naar zijn hand zet: in Japan behalen Piquet en Nannini's vervanger Roberto Moreno de allereerste dubbelzege in de geschiedenis van het team en Piquet schrijft vervolgens ook nog de slotrace in Australië op zijn naam. Nannini weet dat hij daar op het podium had kunnen – en moeten – staan.

Voor de Formule 1 is hij verloren, maar middels een aangepaste wagen is hij voor Alfa Romeo nog enkele jaren succesvol in de toerwagenklassen, o.a. in de DTM, en rijdt hij ook nog kort in het GT-wereldkampioenschap. Alessandro Nannini wordt door velen evenwel herinnerd als een coureur met een onvoltooide carrière waarvan het beste wellicht nog moest komen.





SDG

8 juli 1984

In Dallas vindt twee weken na de wedstrijd in Detroit de tweede Amerikaanse Grote Prijs van 1984 plaats. Op het moment van de race is het in de Texaanse stad midzomer en het hele weekend wordt dan ook gekenmerkt door snikhete temperaturen van om en bij de 40 graden. Het heeft eveneens tot gevolg dat het asfalt op het stratencircuit waarop de race georganiseerd wordt breekt onder de krachten uitgeoefend door de Formule 1-wagens en de supportraces. De organisatie heeft het dan ook druk met het constant oplappen van de gebarsten wegbedekking. Verschillende coureurs roepen zelfs op om de race gewoon te boycotten, maar doordat er geen consensus heerst loopt alles met een sisser af. Martin Brundle (Tyrrell) crasht in de trainingen zwaar en breekt daarbij een been, wat voor hem meteen het einde van het seizoen betekent. Snelste in de trainingen is uiteindelijk Nigel Mansell, voor zijn teamgenoot Elio de Angelis. Voor de Brit is het de eerste pole in zijn carrière, terwijl het voor Lotus de eerste dubbele trainingszege is sedert 1978, het laatste kampioensjaar voor het team. Omwille van de verwachte grote hitte wordt de start van de race op zondag met drie uur vervroegd, iets waartegen Williams-rijder Jacques Laffite ludiek protesteert door in pyjama in de pits te arriveren. In de race, die net zoals twee weken voordien in Detroit een afvallingswedstrijd wordt, neemt Mansell de leiding en blijft die tot halverwege behouden, wanneer hij een muur aantikt en vervolgens naar achteren terugvalt. Het brengt eerst Keke Rosberg (Williams) en vervolgens Alain Prost (McLaren) op kop, tot de WK-leider uit de race crasht. Rosberg neemt zo opnieuw de leiding over en staat die niet meer af in de race, die afgevlagd wordt wanneer de maximumduur van twee uren verstreken is. Het is de eerste zege voor Williams' motorleverancier Honda sedert zijn terugkeer in de Formule 1. Na Rosberg, die de zegebeker mag ontvangen uit handen van de acteurs uit de op dat moment immens populaire tv-soap 'Dallas', zijn de resterende punten voor Rene Arnoux (Ferrari), voor wie het de laatste podiumplaats uit zijn carrière is, Elio de Angelis (Lotus), die Niki Lauda in de WK-stand van de tweede plaats verdringt, Jacques Laffite (Williams), die zo toch nog iets aan zijn weekend overhoudt, de verrassende Piercarlo Ghinzani (Osella), die zijn team de tweede en laatste puntenfinish uit zijn bestaan bezorgt, en polesitter Nigel Mansell, die in de laatste rechte lijn stilvalt en met de moed der wanhoop zijn auto alsnog over de finish probeert te duwen, tot hij van uitputting in elkaar zakt. De meeste coureurs zijn blij wanneer het event, dat door de organisatorische janboel veel weg heeft van een farce, eindelijk achter de rug is en de Formule 1 keert dan ook nooit meer terug naar Dallas.



SDG

9 juli 1989

Alain Prost (McLaren) wint op het Circuit Paul Ricard de Grote Prijs van Frankrijk. Voor de Franse WK-leider is het al de vierde keer in zijn loopbaan dat hij zijn thuisrace weet te winnen. De wedstrijd heeft twee starts nodig, nadat de eerste poging afgebroken wordt na een spectaculaire massacrash in de eerste bocht. Voornaamste slachtoffer is de Braziliaan Mauricio Gugelmin, wiens March op de achterwielen van Nigel Mansell's Ferrari gelanceerd wordt en over de kop vliegt, maar iedereen komt uiteindelijk met de schrik vrij. Bij de tweede start verliest Prost meteen zijn belangrijkste rivaal voor de zege doordat zijn teamgenoot Ayrton Senna, die naast hem op de eerste rij staat, niet van zijn startplaats weggeraakt en zo meteen uit de race verdwijnt. Prost haalt het uiteindelijk voor Mansell – die bij de tweede start met de reservewagen vanuit de pits start – en Williams-coureur Riccardo Patrese. Maar liefst vijf coureurs maken in de race hun Formule 1-debuut: de Fransman – met Belgische licentie – Bertrand Gachot bij Onyx, de Brit Martin Donnelly bij Arrows, de Fransman Eric Bernard bij Larrousse, de Italiaan Emanuele Pirro bij Benetton en de Fransman Jean Alesi bij Tyrrell. Laatstgenoemde wordt de revelatie van de race, doordat hij een tijdje op de tweede plaats rondrijdt en uiteindelijk als vierde finisht. De Zweed Stefan Johansson wordt vijfde en bezorgt het Onyx-team zijn allereerste WK-punten, terwijl de Fransman Olivier Grouillard in een Ligier als zesde zijn enige punt uit zijn carrière scoort.



SDG

#425
10 juli 1946

Op deze dag wordt Jean-Pierre Jarier geboren. De Fransman, die debuteert in de Formule France en nadien Formule 3 en Formule 2 rijdt, debuteert in de Formule 1 bij de Grote Prijs van Italië 1971 op Monza in een March.

Na deze eenmalige uitstap richting F1 keert hij terug naar de Formule 2, waar hij in 1973 met grote overmacht de titel pakt. In datzelfde seizoen rijdt hij met een March eveneens in de Formule 1, doch zonder spraakmakende resultaten. In de slotrace in de Verenigde Staten heeft hij meer geluk dan zijn onfortuinlijke landgenoot François Cevert, die in de trainingen de dood vindt, wanneer hij zonder kleerscheuren uit een zware crash komt.

In 1974 stapt hij over naar Shadow, waar hij na twee races onverwacht tot kopman gebombardeerd wordt wanneer zijn Amerikaanse teamgenoot Peter Revson verongelukt bij testritten op Kyalami. Jarier wordt derde in Monaco en vijfde in Zweden en wordt zo veertiende in de WK-stand met zes punten.

1975 begint met een schok: Jarier verovert zowel in Argentinië en Brazilië de polepositie. Het levert hem evenwel geen resultaten op in de race. In Argentinië haalt hij niet eens de start, nadat hij al in de opwarmronde met een defect langs de kant moet en in Brazilië rijdt hij autoritair aan de leiding tot zijn wagen het opnieuw begeeft. Ook in Monaco heeft hij het geluk niet aan zijn kant: hij schiet bij de start door naar de tweede plaats en probeert nog in de eerste ronde leider Niki Lauda in te halen, tot hij op de natte baan in de vangrails crasht. Zijn enige puntenfinish komt er in de dramatische Grote Prijs van Spanje, waar hij in de voortijdig afgebroken wedstrijd als vierde wordt geklasseerd, nadat hij wegens straftijd wegens inhalen onder de gele vlag de derde plaats verliest. Anderhalf punt is de magere oogst van een seizoen waarin op papier veel meer mogelijk was.

In 1976 lukt er helemaal niets meer en Jarier beëindigt het seizoen puntenloos. De wegen met Shadow scheiden zich dan ook. In 1977 staat de Fransman bij het begin van het seizoen aan de kant, tot hij vanaf de Amerikaanse Grote Prijs in Long Beach kan instappen bij het nieuwe Duitse ATS-team, dat dit jaar gebruik maakt van het overjaarse Penske-chassis van 1976. Jarier bedankt voor het vertrouwen door in de debuutrace voor het team prompt als zesde te finishen en een punt te scoren, maar verder worden er dat jaar geen noemenswaardige resultaten meer behaald. Buiten de Formule 1 is Jarier iets succesvoller, doordat hij tweede wordt in de 24 Uur van Le Mans.

In 1978 blijft hij bij ATS, dat nu over een eigen wagen beschikt. Maar ook nu blijft Jarier tot de achterhoede veroordeeld en door een ruzie met teambaas Gunther Schmidt mist hij zelfs enkele races. Aan het einde van het seizoen krijgt zijn carrière echter totaal onverwacht een nieuwe boost wanneer hij door Lotus gevraagd wordt in de laatste twee races in Watkins Glen en Montreal in te vallen voor de tragisch verongelukte Ronnie Peterson. In Canada pakt Jarier de polepositie en rijdt bijna vijftig van de zeventig ronden autoritair aan de leiding, tot hij echter wederom met pech uitvalt.

De Fransman heeft echter genoeg van zijn kunnen laten zien om voor 1979 een contract bij Tyrrell te krijgen. Hoewel de topjaren van het team ondertussen al voorbij zijn, trekken Jarier en zijn ploegmaat Didier Pironi zich goed uit de slag. Jarier wordt derde in Kyalami en Silverstone en wordt elfde in de WK-eindstand met 14 punten. Het is echter een eenmalige opleving. 1980 brengt niet meer dan enkele vijfde plaatsen en zes WK-punten, en aan het eind van het seizoen is het alweer afgelopen met de samenwerking met Ken Tyrrell.

Na een korte tussenstop bij Ligier, in afwachting van de terugkeer van de van een zware crash herstellende Jean-Pierre Jabouille, rijdt Jarier in 1981 voor het achterhoedetam Osella. Bij de boycot van de FOCA-teams tijdens de Grote Prijs van San Marino 1982 profiteert Jarier van het geringe aantal starters om als vierde te finishen en zo Osella zijn beste resultaat ooit te bezorgen. Voor de rest valt er aan het seizoen echter weinig plezier te beleven. Het absolute dieptepunt komt er in Canada, waar zijn jonge Italiaanse teamgenoot Riccardo Paletti bij de start dodelijk verongelukt.

In 1983 vindt de Fransman alsnog een plaatsje bij Ligier, dat echter juist aan een overgangsjaar bezig is. Nog één keer krijgt Jarier evenwel een kans om te schitteren, in de Grote Prijs van Long Beach. Geholpen door het Michelin-rubber waarop de Ligiers staan rukt hij onweerstaanbaar op naar voren, tot hij in een gevecht om de koppositie impulsief crasht met koploper Keke Rosberg. Jarier beseft pas later, wanneer de achter hem gestarte McLaren-rijders John Watson en Niki Lauda naar een dubbelzege rijden, welke unieke kans hij hier vergooid heeft. Een kans die zich niet meer zal herhalen: de rest van het seizoen rijdt hij met de nog van een atmosferische motor voorziene Ligier kansloos achteraan, waarbij hij het druk heeft om plaats te maken voor de turbowagens die hem op een ronde zetten. In Oostenrijk wordt zijn rijgedrag door de koplopers zwaar bekritiseerd, wat nadien overgenomen wordt door BBC-commentator Murray Walker, die de Fransman publiekelijk vernedert. Jarier voelt zich door iedereen in de steek gelaten en zet aan het eind van 1983 gedesillusioneerd een punt achter zijn autosportcarrière.

In de jaren negentig maakt hij evenwel nog een comeback in de Porsche Supercup en het Franse GT-kampioenschap, dat hij in 1998 en 1999 weet te winnen. Tevens fungeert hij als stuntman tijdens de opnamen van de actiefilm 'Ronin'.





SDG

11 juli 2010

Mark Webber (Red Bull-Renault) wint de Britse Grote Prijs op het circuit van Silverstone. De vertrouwde omloop is op dat moment een grondige facelift aan het ondergaan: tussen Abbey – waar tevens een gloednieuw pitscomplex opgetrokken wordt en waar vanaf 2011 ook de nieuwe start/finishlijn zal komen – en Luffield is een nieuw circuitgedeelte aangelegd, bestaande uit enkele bochten en een lang recht stuk, waardoor de totale lengte van de omloop toegenomen is tot net geen zes kilometer en Silverstone na Spa nu het op één na langste circuit op de formule 1-kalender is. Voor de editie van 2010 vindt de start nog een laatste maal plaats op de vertrouwde locatie, tussen Woodcote en Copse. Webber start de race als tweede, na zijn teamgenoot Sebastian Vettel en voor Fernando Alono (Ferrari) en Lewis Hamilton (McLaren-Mercedes). In de tumultueuze openingsronde verliest Vettel meteen alle kansen op de zege wanneer hij – net als Ferrari-coureur Felipe Massa – een lekke band oploopt en na een pitstop van helemaal achteraan aan een felle achtervolgingsrace dient te beginnen. Hij zal uiteindelijk als zevende finishen. Ook Alonso mag zijn zegedromen opbergen wanneer hij een drive through-straf krijgt nadat hij de Renault van Robert Kubica inhaalt door een stukje bocht af te snijden. Nog voor de Spanjaard echter zijn straf kan uitzitten komt de safety car de baan op na een crash tussen Pedro de la Rosa (Sauber) en Adrian Sutil (Force India-Mercedes), waardoor hij meteen tot helemaal achteraan terugvalt. Vooraan haalt Webber het uiteindelijk voor Lewis Hamilton en Nico Rosberg (Mercedes). De Australiër, voor wie het zijn derde zege van het seizoen is, voelt zich na de kwalificaties benadeeld door Red Bull omdat teamgenoot Vettel als eerste een met een nieuw ontwikkelde voorvleugel mag rijden. 'Niet slecht voor een tweede coureur, niet?' is dan ook zijn laconieke commentaar over de boordradio na zijn overwinning.


SDG

#427
12 juli 2009

Mark Webber (Red Bull-Renault) wint op de Nürburgring de Grote Prijs van Duitsland. Voor de Australiër, die in de kwalificaties tevens zijn eerste polepositie pakt, is het zijn eerste Formule 1-zege. Dit in zijn 130ste Grote Prijs, waarmee hij bovendien in het lijstje met GP-winnaars de rijder is die het meeste aantal races nodig had voor zijn eerste overwinning. Rubens Barrichello (Brawn-Mercedes) start naast Webber op de eerste rij en neemt bij de start ook de leiding, ondanks een lichte aanrijding tussen beiden. Het levert Webber tijdens de race overigens een drive-through op, maar het kan hem niet weerhouden de race helemaal naar zijn hand te zetten en als eerste over de finish te gaan. Bij de start komt Webber tevens in aanvaring met wereldkampioen Lewis Hamilton (McLaren-Mercedes). De Brit loopt hierbij een lekke band op, waarmee hij meteen alle kansen op een goed resultaat verspeelt. Hij finisht uiteindelijk als achttiende en laatste op een ronde. Eén van de uitblinkers in de race is de Duitser Adrian Sutil (Force India-Mercedes), die als zevende start en tijdens de pitstops oprukt tot de tweede plaats. Een crash met Ferrari-rijder Kimi Raikkönen bij het buitenrijden van de pits na zijn eigen pitstop ruïneert echter zijn race. Webber's teamgenoot Sebastian Vettel maakt er voor Red Bull een dubbelzege van door als tweede te finishen, Felipe Massa (Ferrari) finisht als derde. Voor de Braziliaan is het zijn laatste podium- en puntenfinish van 2009, voor zijn zware trainingsongeluk twee weken later in Hongarije.



SDG

#428
13 juli 1974

Op deze dag wordt in het Italiaanse Pescara Jarno Trulli geboren. Hij wordt door zijn ouders genoemd naar Jarno Saarinen, de legendarische Finse motorracer die in 1973 op Monza verongelukte. Trulli wordt in 1991 wereldkampioen karting en wint in 1996 het Duitse Formule 3-kampioenschap.

In 1997 debuteert hij in de Formule 1 voor het Italiaanse Minardi-team, waar hij met de bescheiden auto niet veel brokken kan maken maar zich niettemin regelmatig de betere toont van zijn meer ervaren teamgenoot Ukyo Katayama. Zijn prestaties blijven niet onopgemerkt, want vanaf de Grote Prijs van Frankrijk mag hij bij Prost invallen voor de Fransman Olivier Panis, die na een crash in Canada enkele maanden out is omwille van een beenbreuk. Hier komt zijn talent voor het eerst echt tot zijn recht: in Duitsland finisht hij als vierde en in Oostenrijk ligt hij voor zijn uitvallen zelfs een hele tijd aan de leiding.

De volgende race keert Panis terug achter het stuur, maar Trulli heeft echter genoeg laten zien om voor 1998 vaste rijder bij Prost te worden. Het wordt echter een bittere teleurstelling. Ondanks het aantrekken van Peugeot als motorleverancier valt de nieuwe auto zwaar tegen en enkel in de verregende Grote Prijs van België weet Trulli als zesde een punt te scoren, het enige voor Prost in 1998 overigens. In 1999 blijft de Italiaan bij Prost. Ondanks een verrassende tweede plaats in de chaotische Grote Prijs van Europa op de Nürburgring is het voor Trulli duidelijk dat hij zijn heil elders moet zoeken om zijn carrière op het goede spoor te houden.

In 2000 vertrekt hij naar Jordan, dat het jaar voordien verrassend derde werd in het constructeurs-WK en met Heinz-Harald Frentzen twee overwinningen behaalde, als vervanger van de gestopte Damon Hill. Na een behoorlijk begin zijn de resultaten in 2000 echter in dalende lijn. Trulli wordt vierde in Brazilië, maar voor de rest scoort hij enkel een paar zesde plaatsen als beste resultaat. De Italiaan laat in de kwalificaties steevast mooie dingen zien, maar dit krijgt doorgaans geen vervolg in de races, waar hij vaak ook slachtoffer wordt van het pechduiveltje. Ook in 2001 zet deze trend zich door: twee vierde plaatsen in Spanje en Indianapolis – de laatste verliest hij aanvankelijk ook nog eens door een diskwalificatie – zijn zijn beste klasseringen.

Voor 2002 dient zich echter beterschap aan: Trulli's manager, de flamboyante Flavio Briatore, haalt zijn landgenoot naar Renault, dat zonet Benetton overgenomen heeft en zijn comeback maakt als fabrieksteam. Het seizoen wordt echter een doorslagje van 2001: goede trainingsresultaten worden gevolgd door pech in de race. Opnieuw zijn twee vierde plaatsen – in Monaco en Italië – zijn beste resultaat en bovendien moet hij in de eindstand van het WK zijn iets constanter finishende teamgenoot Jenson Button voorlaten. Niettemin is het de Brit die aan het eind van het seizoen plaats moet ruimen, wanneer testrijder Fernando Alonso doorschuift naar een racestoeltje. In 2003 presteert Trulli iets beter in de races en in de verzengende hitte in Duitsland scoort hij ook eindelijk nog eens een podium door als derde te finishen. Teamgenoot Alonso doet echter nog beter door in de volgende race in Hongarije zijn eerste zege te behalen.

Renault heeft grote ambities voor 2004, waarin het eindelijk aan de poten van het dominante Ferrari wil zagen. De Scuderia is echter machtiger dan ooit en Michael Schumacher wint dertien van de achttien races, waarvan twaalf in de eerste dertien wedstrijden. Eén man slaagt erin om de zegereeks van de wereldkampioen te onderbreken en dat is verrassend Trulli, die in Monaco zijn eerste polepositie pakt en vervolgens naar een fel bejubelde zege rijdt. De Italiaan lijkt eindelijk zijn plaats aan de top gevonden te hebben, maar in een tijdsspanne van acht dagen slaat de sfeer helemaal om. In Frankrijk verliest hij door een moment van onoplettendheid in de allerlaatste bocht van de race de derde plaats aan Rubens Barrichello en een week later crasht hij zwaar in de Britse Grand Prix. De relatie met teambaas Flavio Briatore, die na Monaco nog vol lof was over zijn pupil, verslecht zienderogen en de resultaten gaan eveneens achteruit: Trulli scoort in de resterende wedstrijden geen enkel punt meer. Hij voelt zich niet goed meer in zijn vel bij Renault, dat volgens hem Alonso bevoordeelt. Nog voor het seizoen om is, tekent hij voor 2005 een contract bij Toyota. Hij zal nog de laatste twee races van 2004 zijn debuut kunnen maken bij het Japanse team, nadat hij door Renault na de Italiaanse Grote Prijs aan de deur gezet wordt.

Bij Toyota krijgt hij Ralf Schumacher als teamgenoot. De Japanse constructeur rijdt dan al drie jaar vruchteloos in het middenveld rond, maar in 2005 maakt het team eindelijk de sprong naar voren: Trulli kwalificeert zich bij de seizoensopener in Australië meteen op de eerste startrij en bezorgt het team vervolgens met twee tweede plaatsen in Maleisië en Bahrein zijn eerste podiumfinishes. Hij wordt ook nog derde in Spanje en pakt de polepositie in de gecontesteerde Amerikaanse Grote Prijs. Naar het einde van het seizoen toe is teamgenoot Ralf Schumacher iets constanter, zodat hij in de WK-eindstand net voor Trulli eindigt: de Italiaan wordt zevende, de Duitser zesde. Het blijkt het beste seizoen ooit voor Toyota geweest te zijn.

In 2006 volgt een forse terugval. Toyota stapt, met het oog op het afscheid van bandenleverancier Michelin aan het einde van het seizoen, dit jaar al over op Bridgestone-banden, maar het nieuwe chassis ligt de Japanse banden niet. Schumacher scoort nog één podiumplaats, terwijl Trulli dat zelfs niet eens meer gegund is. Een vierde plaats is zijn beste resultaat. In 2007 lukt er helemaal niets meer; een zesde plaats is voor zowel Schumacher als Trulli de beste score. Dertien punten is het beschamende resultaat voor de Japanse autogigant. Ralf Schumacher vindt geen team meer dat nog langer bereid is aan zijn hoge looneisen te voldoen en verdwijnt uit de Formule 1, Trulli mag aanblijven en krijgt de Duitser Timo Glock, de GP2-kampioen van 2007, als nieuwe teamgenoot.

In 2008 en 2009 weet Toyota zich wat te herstellen na de twee magere jaren, maar de definitieve doorbraak naar de top lijkt uit te blijven en ook die langverwachte eerste zege komt er maar niet. Zowel Trulli als Glock scoren nu en dan eens een podiumplaats, doch voor een ambitieus team als Toyota, dat over een astronomisch budget beschikt, zijn deze resultaten allesbehalve in overeenstemming met de investeringen. Trulli blijft bovendien met de reputatie zitten dat hij snel is in de kwalificaties maar die snelheid in de race niet kan omzetten; de 'Trulli-trein', die ontstaat wanneer de Italiaan een pelotonnetje snellere achtervolgers ophoudt, wordt dan ook een spreekwoordelijk begrip. Eind 2009 is voor Toyota, na twee vijfde plaatsen in het constructeurs-WK in 2008 en 2009, in het licht van de wereldwijde economische crisis de maat vol. In navolging van Honda en BMW trekt het de stekker uit zijn Formule 1-activiteiten.

Trulli vindt voor 2010 onderdak bij het heropgerichte Lotus, dat echter net als de andere nieuwkomers HRT en Virgin het hele jaar op achtervolgen aangewezen is. De nieuwe teams sneuvelen behoudens uitzonderlijke omstandigheden doorgaans in Q1 en rijden tijdens de wedstrijd ook snel op achterstand. Lotus ontpopt zich dan wel als het beste van de nieuwe teams, doch de onderlinge strijd tussen Trulli en zijn teamgenoot Heikki Kovalainen is er doorgaans één voor de negentiende plaats, waarbij de Fin door de bank genomen de snelste van de twee is.

In 2011 verandert er weinig; Lotus heeft inmiddels wel definitief de maat genomen van zijn rechtstreekse concurrenten, maar is er nog steeds niet in geslaagd het gat met de voorliggers te dichten. Trulli, die in Duitsland eenmalig wordt vervangen door testrijder Karun Chandhok, rijdt stilaan als een grijze muis in het peloton rond en de geruchten rond zijn nakende afscheid steken hoe langer hoe meer de kop op. De Italiaan krijgt tegen de verwachtingen in alsnog een stoeltje voor 2012, dat hij echter kwijtspeelt wanneer de door Renault voor bewezen diensten bedankte Rus Vitaly Petrov zich met zijn sponsorgeld inkoopt in het team, dat inmiddels tot Caterham omgedoopt is. De Formule 1-carrière van Jarno Trulli lijkt daarmee na 252 Grote Prijzen definitief voorbij.



Jarno Trulli bij zijn enige Formule 1-zege in Monaco in 2004

SDG

#429
14 juli 1951

De Argentijnse coureur José Froilán González wint in een Ferrari de Britse Grote Prijs op het circuit van Silverstone. Het is voor González, die tevens zijn eerste polepositie scoort, zijn eerste Formule 1-zege. Tevens is het de allereerste zege in de geschiedenis voor de Scuderia Ferrari, de eerste overwinning in een totaal van 218 tot op heden, waarmee het Italiaanse team nog steeds veruit recordhouder is. González' landgenoot Juan-Manuel Fangio maakt er een Argentijns onderonsje van door in een Alfa Romeo als tweede te finishen, de Italiaan Luigi Villoresi wordt in een Ferrari derde. Het is tevens de eerste race ooit in het wereldkampioenschap – de Indy 500 niet meegerekend, die op dat moment nog meetelt voor het WK – die niet gewonnen wordt door Alfa. Fangio zal evenwel aan het eind van het seizoen zijn eerste van vijf wereldtitels pakken, tevens de tweede en laatste voor het automerk uit Milaan. In 2011 maakt Ferrari-rijder Fernando Alonso voorafgaand aan de Britse Grote Prijs een demonstratierondje op de omloop van Silverstone met de authentieke winnende wagen uit 1951. González (geboren op 5 oktober 1922) is momenteel de oudste nog in leven zijnde Grand Prix-winnaar.





SDG

15 juli 1914

Op deze dag wordt in Bangkok Birabongse Bhanudej Bhanubandh, of kortweg Prins Bira, geboren. De prins resideert voor de Tweede Wereldoorlog in Groot-Britannië, waar hij studeert en waar hij ook met het racevirus besmet geraakt. Hij neemt deel aan diverse competities in de jaren dertig en hervat na de oorlog zijn racecarrière. Op 13 mei 1950 is Bira op de omloop van Silverstone één van de rijders die aan de start staan van de allereerste Grote Prijs in het nieuwe Wereldkampioenschap Formule 1. Hij kwalificeert zich in een Maserati als vijfde, maar valt in de race uit door benzinegebrek. Hij wordt vijfde in Monaco en vierde in Zwitserland, waardoor hij achtste wordt in de eindstand van het allereerste WK. Bira rijdt Formule 1 tot en met 1955, waarbij hij enkel in de Franse Grote Prijs van 1954 middels een vierde plaats opnieuw punten scoort. Aan het eind van dat jaar beëindigt hij zijn autosportcarrière, waarna hij zich concentreert op het zeilen. In 1956, 1960, 1964 en 1972 neemt hij in deze discipline deel aan de Olympische spelen. Op 23 december 1985 sterft Bira in Londen op 71-jarige leeftijd aan een hartaanval.


SDG

16 juli 1977

James Hunt (McLaren-Ford) wint op de omloop van Silverstone de Britse Grote prijs. Voor de titelverdediger is deze thuiszege pas de eerste overwinning van het seizoen, nadat hij in de eerste seizoenshelft vaak door het pechduiveltje getroffen werd. Dat laatste geldt evenzeer voor de Noord-Ier John Watson (Brabham-Alfa), die naast Hunt op de eerste rij start, bijna vijftig ronden op kop rijdt maar dan voor de zoveelste keer dit jaar met pech naar de kant moet. Hunt neemt de leiding over en rijdt vervolgens probleemloos naar de zege. WK-leider Niki Lauda (Ferrari) finisht als tweede, Gunnar Nilsson (Lotus-Ford) als derde. Voor de Zweed is het de laatste punten- en podiumfinish uit zijn carrière. Zijn prestaties zullen de rest van het seizoen steeds verder achteruit gaan, tot in het najaar bij hem kanker wordt vastgesteld. In oktober 1978 zal hij overlijden. Op Silverstone zijn er ook twee opvallende nieuwkomers in het deelnemersveld. De Fransman Jean-Pierre Jabouille keert terug in het peloton met Renault, dat zijn debuut in de hoogste klasse van de autosport maakt. Het Franse team brengt enkele opvallende technische innovaties mee naar de Formule 1: de radiaalband van Michelin en, nog belangrijker, een 1,5 liter turbomotor. De wagen, door de Britse constructeurs smalend 'de gele theepot' genoemd, haalt de finish niet, maar de turbotechniek zal binnen enkele jaren de Formule 1 helemaal domineren. Een andere opvallende debutant is de Canadees Gilles Villeneuve, die in een derde McLaren rijdt. Hoewel de coureur nog geen enkele Formule 1-ervaring heeft, rijdt hij in de beginfase meteen met de kopgroep mee. Een pitstop werpt hem terug tot achterin het veld, maar zijn naam is gevestigd en reeds aan het eind van het seizoen zal hij in een Ferrari zitten; de geboorte van een legende. In de trainingen tenslotte is er een zware crash van de Brit David Purley (LEC-Ford). De man die in 1973 op Zandvoort nog tevergeefs trachtte zijn landgenoot Roger Williamson van de vuurdood te redden loopt verschillende zware breuken op, die het einde van zijn Formule 1-carrière betekenen. In 1985 zal hij uiteindelijk zelf de dood vinden bij een crash met een sportvliegtuigje.





Enzo

Jeetje SDG, wat een goede stukken schrijf je.
Erg leuk om te lezen, die zouden zo op de FP geplakt kunnen worden bij wijze van spreken... ;)
Dank iig, lees ze met plezier.  :)

SDG

#433
17 juli 1971

Jackie Stewart (Tyrrell-Ford) wint op het circuit van Silverstone de Grote Prijs van Groot-Brittannië. Voor de Schot is het de tweede en laatste thuiszege in zijn carrière. De Zwitser Clay Regazzoni (Ferrari) start vanop de polepositie en heeft ook de beste start, maar de als tweede gestarte Stewart heeft slechts enkele ronden nodig om het commando over te nemen en autoritair naar een zoveelste zege te rijden. Ronnie Peterson (March) eindigt tweede, Emerson Fittipaldi (Lotus) derde. Jo Siffert (BRM) rijdt in de trainingen de derde tijd, maar finisht net als zijn teamgenoot Howden Ganley in het middenveld buiten de punten; een passend eerbetoon aan Pedro Rodríguez, die een week daarvoor verongelukte tijdens een sportwagenrace op de Duitse Norisring, is het Britse team niet gegund. In de WK-stand slaat Stewart stilaan een beslissende kloof op weg naar zijn tweede wereldtitel: zijn voorsprong op zijn dichtste achtervolger Jacky Ickx (Ferrari) bedraagt na zes van de elf races nu al 23 punten.



SDG

18 juli 1965

Jim Clark (Lotus-Climax) wint op het circuit van Zandvoort de Grote Prijs van Nederland. Zijn landgenoot Graham Hill (BRM) rijdt de beste trainingstijd, voor Clark en Richie Ginther (Honda). De Amerikaan neemt bij de start de leiding, die na twee ronden overgenomen wordt door Hill. De Brit wordt na zes ronden op zijn beurt gepasseerd door Clark, die de leiding niet meer zal afstaan en uiteindelijk wint voor Jackie Stewart (BRM) en Dan Gurney (Brabram-Climax). Hill, die als vierde finisht, ziet in de WK-stand Clark, die zijn vijfde seizoenszege en al de vierde overwinning op rij behaalt, verder weglopen: Jimmy heeft nu 45 punten, tegenover 26 voor Hill en 25 voor Stewart. Twee weken later zal Clark op de Nürburgring opnieuw zegevieren en zo zijn tweede wereldtitel pakken.